Variabelen
De verwachte pensioenkloof vraagt inspanningen tijdens de actieve loopbaan om een vermogen op te bouwen dat ons in staat stelt om bij wettelijke pensionering te kunnen genieten van een aanvullend inkomen. De omvang van het op te bouwen vermogen is niet alleen afhankelijk van de levensstandaard, maar ook van variabelen die hierop een invloed uitoefenen.
Inflatie is een brede stijging van de prijzen van goederen en diensten, wat de koopkracht van ons geld of vermogen aantast.
Voorbeeld: Ronan wenst een maandelijks aanvullend inkomen van € 1.000 over een periode van 20 jaar. Met gezond boerenverstand redeneert hij dat een vermogen opgebouwd dient te worden tegen zijn wettelijke pensioenleeftijd van € 240.000. Hij vergeet echter rekening te houden met zijn koopkrachtverlies bij een gemiddelde, jaarlijkse inflatie van 2 % over 20 jaar. Daardoor is het op te bouwen kapitaal € 291.569.
Het verlies aan koopkracht zal verder toenemen bij een stijgende inflatie, maar speelt ook in ons voordeel als de inflatie lager uitvalt dan verwacht. Een hogere inflatieverwachting betekent dus dat een groter vermogen opgebouwd dient te worden voor het behoud van de levensstandaard bij pensionering en vice versa.
Rendement is de opbrengst (of verlies) van een investering of belegging over een bepaalde periode.
Voorbeeld: Ronan redeneert dat hij geen enkel risico wil lopen, zelfs niet tijdelijk, met zijn opgebouwd kapitaal zodat hij een vermogen benodigd van € 291.569. Nathan echter is zich bewust van het jaarlijkse koopkrachtverlies van 2 % en gezien dezelfde levensverwachting van 20 jaar vindt hij het wel gepast om de gelden te investeren om zo een gemiddeld rendement te beogen van bijvoorbeeld 3 %. Om zijn inkomen welvaartsvast te houden bij pensionering is slechts een kapitaal vereist van € 219.102, wat toch een verschil betekent aan op te bouwen vermogen van € 72.467.
Een positief rendement nastreven dat hoger ligt dan de inflatieverwachting is een gezonde instelling om zo het gewenste aanvullend inkomen makkelijker te realiseren, omdat een lagere opbrengst meer vermogen benodigd door het koopkrachtverlies en vice versa.
Levensverwachting is het aantal jaren dat een persoon vanaf een bepaalde leeftijd, bijvoorbeeld vanaf actieve pensionering, naar verwachting nog zal leven.
Voorbeeld: Nathan realiseert zich dat hij wellicht een langere levensverwachting kan hebben na pensionering van 20 jaar. Hij vraagt zich af welk kapitaal hij dan nodig zal hebben indien hij 25 jaar lang een aanvullend inkomen wenst van maandelijks € 1.000 bij een inflatie van 2 % en een verwacht rendement van 3 %. Het op te bouwen kapitaal bedraagt dan € 267.517.
Een langere levensverwachting betekent dat voor een langere periode een aanvullend inkomen nodig zal zijn dus spreekt het voor zich dat het te vergaren kapitaal toeneemt en vice versa.
De erfenis is het geheel van bezittingen (en schulden) die een overleden persoon nalaat.
Voorbeeld: Fleur wenst een aanvullend maandelijks inkomen uit vermogen van € 1.000 tegen een gemiddelde inflatie van 2 %, een verwacht rendement van 3 % met een levensverwachting van 20 jaar. Zij heeft 2 kinderen en wenst elk van hen bij haar overlijden een kapitaal na te laten van € 50.000. Om haar levensstandaard te behouden bij actieve pensionering en om elk van haar kinderen het gewenste kapitaal na te laten, dient zij een opgebouwd vermogen te bezitten van € 274.470 op wettelijke pensioenleeftijd. Indien zij bovendien het na te laten kapitaal verder wenst te beschermen tegen inflatie bij haar overlijden, dan bedraagt het gewenste vermogen € 301.375.
Voorgaande berekeningen gingen telkens uit van kapitaaldelging waarbij het vermogen naar € 0 verminderde tegen het einde van de levensverwachting vanwege het maandelijks aanvullend inkomen, hoewel het wellicht wenselijk is om toch een deel van het patrimoniale vermogen over te dragen of na te laten aan erfgenamen.
De grafische voorstelling geeft de impact weer:
■ welk bijkomend vermogen opgebouwd dient te worden bij een inflatie van 2 %
■ wanneer het rendement geen 3 % is maar over de ganse looptijd 0 % op het kapitaal bedraagt
■ indien een kapitaal voorzien dient te worden voor de erfgenamen, beschermt tegen koopkrachtverlies over 20 jaar.